Vlaamse Vereniging voor Ouders van Couveusekinderen
Home Vereniging Informatie Getuigenissen Contact Ons steunen
Beschikbare teksten
Folders
Referenties
Boeken
Gedichten
Nuttige adressen & links


Beschikbare teksten




5. Ontwikkelings- en medische problemen



RSV: Respiratoir Syncitium Virus


  1. Inleiding
  2. Het valt me elk jaar op dat de naam RSV eigenlijk helemaal niet zo bekend is bij de doorsnee populatie. Toch is dit virus al een hele tijd gekend en treft het elk jaar weer een heel groot aantal jonge kinderen.

    In de jaren 50 werd er een verkoudheidsvirus geïsoleerd bij chimpansees en later werd duidelijk dat ditzelfde virus ook bij de mens voorkomt. Het kreeg de naam rsv wat staat voor:

    R espiratoir dus dit betekent dat het zich situeert in de luchtwegen,
    S yncitium: dit betekent dat het virus, als men het in het labo bij menselijke cellen brengt, dat het ervoor zorgt dat de cellen gaan samensmelten
    V staat voor virus.

    Hoewel de naam van het virus niet zo bekend is, vormt het elke winter weer de belangrijkste oorzaak van luchtweginfecties bij jonge kinderen. Bijna ieder kind maakt de infectie op zeer jonge leeftijd door. De frequentie van de ziekte is het hoogst in het eerste levensjaar. Ongeveer 2 op de 100 infecties leidt tot opname in het ziekenhuis, bij ex-prematuren is dit veel hoger.


  3. Achtergrond anatomie
  4. Alvorens wat verder in te gaan op het voorkomen, de ziektetekenen en behandeling van rsv infecties, wil ik eerst met u de basis anatomie van de luchtwegen overlopen Men kan een onderscheid maken tussen de bovenste en de onderste luchtwegen.

    De bovenste luchtwegen bestaan uit de neus, de holte achter de neus en het strottenhoofd.

    De onderste luchtwegen beginnen onder de stembanden. Ze bestaan uit volgende delen: eerst hebben we de grote luchtpijp die zich opsplitst in twee delen: de twee hoofdstambronchi waarvan de ene naar de linker en de andere naar de rechter long gaat. Die hoofdstambronchi zullen zich verder opsplitsen in steeds kleiner wordende bronchi. De bronchi bevatten in hun wand kraakbeen. Na een aantal splitsingen gaan de bronchi over in de bronchioli, nog kleinere luchtwegen die geen kraakbeen meer bevatten. Er zijn ongeveer 10 generaties bronchi en 5 generaties bronchioli. Na de bronchioli komen dan de structuren die bedoeld zijn voor de gasuitwisseling met onder andere de longblaasjes. De longontwikkeling stopt niet bij de geboorte. De effecten van vroegtijdig opgelopen schade kunnen dus potentieel nog gedeeltelijk weggewerkt worden. Een belangrijke oorzaak van schade is die, die aangericht wordt door het beademen. Hier betreft het meestal te vroeg geboren kinderen die reeds door hun vroeggeboorte onvoldoende ontwikkelde longen hebben en daarbij komt dan nog de schade die opgelopen wordt door het onvermijdelijk beademen. Het is logisch dat deze kinderen als zuigeling veel minder reserve hebben in longweefsel dan zuigelingen die voldragen en gezond geboren zijn.

    De long is pas volgroeid na de puberteit. De groei van het bronchiaal en respiratoir systeem vindt in principe plaats door:

    - toename in lengte van vertakking - toename van het aantal vertakkingen - toename van het aantal en grootte van de longblaasjes

    Zoals reeds gezegd, is het rsvirus de belangrijkste oorzaak van bovenste luchtweginfecties bij zuigelingen en kleine kinderen.Bijna alle kinderen worden met rsv geïnfecteerd in hun eerste twee levensjaren. Daarbij komt dat de immuniteit slechts tijdelijk is wat betekent dat hetzelfde kind meer dan een keer een rsv infectie kan hebben.

    De piekleeftijd van voorkomen ligt tussen 2 en 6 maand. Het valt hier op dat ook reeds heel jonge kinderen deze infectie reeds kunnen opdoen. Een verklaring hiervoor ligt in het feit dat de antistoffen die de baby van z'n moeder meekrijgt reeds na een maand het virus onvoldoende kunnen neutraliseren. Bij prematuur geboren kinderen is deze buffer nog minder omdat de transfer van moederlijke antistoffen via de moederkoek naar de foetus vooral in de twee laatste maanden van de zwangerschap gebeurt. Deze periode is dus zeer beperkt bij te vroeg geboren kinderen zodat zij quasi onbeschermd zijn. De piekincidentie is in de wintermaanden van november tot maart met de hoogste piek rond de jaarwisseling.


  5. Manier van ziek maken
  6. De incubatieperiode dit is de periode tussen contact met het virus en het ziek-worden, bedraagt twee tot acht dagen (gemiddeld 5) Het virus dringt binnen langs het slijmvlies van de neus en de keel. Daar blijft het dan ter plaatse om zich te vermenigvuldigen en eens dat voldoende gebeurd is, kan het zich snel verspreiden naar de onderste luchtwegen zijn de de bronchi, bronchioli en alveoli. Het virus zal dus tot in de kleinste luchtwegen doordringen en daardoor gaan er daar cellen verwoest worden; die cellen vallen uit elkaar en geven puin vrij , daarenboven gaan de slijmvliezen zwellen door infectie en alles te samen maakt dat de doorgang die reeds sowieso smal is, nog zal versmallen en soms zelfs zal verstoppen. Het virus blijft een tot drie weken aanwezig totdat het kind genoeg antistoffen gevormd heeft. Dit valt samen met klinische genezing en vanaf dan is het kind ook niet meer besmettelijk.


  7. Ziekteverschijnselen
  8. Een eerste infectie met rsv treedt meestal op in het eerste levens-jaar. Meestal zijn de eerste tekens bovenste luchtwegsymptomen: de baby heeft een loopneus en op de voorgrond staat v aak een vieze hoest. Er kan koorts aanwezig zijn. Ofwel blijft het hierbij ofwel breidt de infectie zich na enkele dagen uit tot de onderste luchtwegen om een bronchiolitis of een pneumonie te veroorzaken. Doordat het virus zich uitbreidt naar de onderste luchtwegen, zullen de kleinste luchtwegen verstopt geraken door stukken kapotte cellen en door zwelling van de slijmvliezen. Naar mate de luchtwegen van de zieke zuigeling op zich smaller zijn, zal een rsv infectie meer last veroorzaken. Dit is vooral het geval voor zeer jonge zuigelingen en voor zuigelingen die prematuur geboren zijn of die na de geboorte ernstige luchtweg-problemen gehad hebben.

    Doordat de kleine luchtwegen verstopt geraken, ontstaat er een belangrijk probleem om de lucht van de mond naar de longblaasjes te verplaatsen. Deze bemoeilijkte ademhaling uit zich bij het kind op verschillende manieren: het gaat snel ademen, wat veel energie vraagt. Soms ademt het kind 80 keer per minuut of meer. Omdat de botten van de borstkas nog heel kraakbenig zijn, gaat het kind door de ademinspanning intrekkingen op de borstkas vertonen. Een ander teken van uitgesproken ademinspanning is het neusvleugelen. Bij luisteren hoort men een piepende ademhaling en er zijn ook reutels aanwezig.

    Doordat de ademhaling zo bemoeilijkt wordt en doordat het ademen zo'n inspanning vraagt, gaat het kind vaak veel minder eten en drinken en riskeert uit te drogen. Afhankelijk van de ernst kan er een lichtblauwe verkleuring van de lippen optreden. Bij kleine zuigelingen onder de twee maanden, kan het virus apnees veroorzaken (dwz het kort stoppen van ademen)


  9. Diagnose
  10. De diagnose wordt vermoed op basis van het klinisch beeld, de leeftijd van het kind, het seizoen. Bij kinderen waar men de diagnose vermoedt, wordt een staaltje van slijm uit het neusje gezogen en dit wordt geanalyseerd en geeft dezelfde dag resultaat.


  11. Behandeling
  12. Helaas bestaat er geen genezend medicijn voor het rsv. De behandeling is dus louter ondersteunend tot het lichaam zelf door aanmaak van antistoffen de infectie overwonnen heeft. De therapeutische aanpak zal voornamelijk afhangen van de ernst van de aandoening . Hoe jonger het kind hoe lager de drempel tot opname moet gelegd worden. Kinderen onder de 8 weken vb zijn gevoelig aan niet te voorziene apnoe-aanvallen. Kinderen met onderliggend lijden worden ook vaker opgenomen. Dit zijn dan de kinderen die prematuur geboren zijn, kinderen met een hartafwijking, mucoviscidose. Andere criteria voor opname zijn de mate dat het kind in zijn eigen vochttoevoer kan voorzien; indien het kind minder dan de helft drinkt dan normaal riskeert uit te drogen en wordt het opgenomen voor het toedienen van vocht via een infuus. Een laatste criterium voor opname is de mate dat het kind inspanning vertoont om te ademen. Indien het kind heel snel ademt en trekkingen vertoont, dreigt het na een tijd helemaal uitgeput te raken wat tot stoppen van ademen kan leiden.

    Behandeling bij opname in het ziekenhuis

    • Indien het kind gehospitaliseerd wordt, komen volgende zaken aan bod het kind wordt gemonitord: indien het zuurstofgehalte in het bloed te laag blijkt te zijn, zal extra zuurstof toegediend worden. Dit gebeurt afhankelijk van de leeftijd van het kind via een neusbrilletje of onder een zuurstofkoepel. Het kind moet gedurende 24 uur zonder extra zuurstof kunnen vooraleer ontslag mogelijk is.
    • Een tweede reden waarvoor dan vooral zeer jonge zuigelingen gemonitord worden, is het registreren van apnees
    • Toedienen van vocht via infuus wanneer het kind zelf nog onvoldoende kan drinken.
    • Afzuigen van slijmen in de neus en de bovenste luchtwegen. Bij een aantal kinderen zijn de bovenste luchtwegsymptomen zo uitgesproken met enorme productie van slijmen in de neus, dat de ademhaling bemoeilijkt wordt door neusobstructie.
    • Hoewel er uit studies niet echt een voordeel aangetoond is, dienen we toch aërosols toe met medicijnen die de luchtwegen verwijden (vb atrovent en ventolin) Dit geeft toch bij een heel aantal kinderen verlichting van de symptomen. Antibiotica zijn zelden geïndiceerd
    • Indien het kind ondanks deze zorgen meer en meer ademhalingsproblemen gaat vertonen en ofwel dreigt uitgeput te geraken, ofwel frequent apnees gaat doen, is overbrengen naar een intensieve afdeling met eventueel beademen de enige mogelijkheid.

    Bij kinderen die thuis behandeld worden, moeten de ouders goed ingelicht worden. Het is immers zo dat gedurende de eerste dagen van de ziekte, de symptomen vaak nog toenemen en de ouders moeten zodoende hun kind goed observeren: hoe de ademhaling evolueert, of het drinken achteruitgaat...

    Thuis worden aërosols met luchtwegverwijdende medicijnen toegediend en moet het neusje veelvuldig gespoeld en gereinigd worden. Bij achteruitgang van de toestand moet het kind alsnog opgenomen worden.


  13. Verhoogde kans op ernstig beloop
  14. Het ziekteverloop verschilt van kind tot kind. Het is afhankelijk van verschillende factoren o.a. de ernst van de infectie en onderliggende aandoeningen. Van de algemene populatie moet ongeveer 2% van de kinderen met rsv gehospitaliseerd worden. Voor ex-prematuren ligt dit getal veel hoger en is het zeer afhankelijk van de zwanger-schapsleeftijd. Niet alleen is het percentage van opname hoger, de opnameduur van deze kinderen is ook langer (gemiddeld 8-tal dagen bij algemene populatie), en ze hebben vaker intensieve zorgen met beademing nodig. Dit komt onder andere door hun kleinere luchtwegen, door hun kleinere reserve van ademhalingsfunctie en door hun slechtere immuniteit.


  15. Overdracht van het virus
  16. Het virus is zeer gemakkelijk overdraagbaar en verspreidt zich snel, vooral in besloten gemeenschappen zoals kribben. Het virus wordt overgebracht door grote druppels, via de handen of via voorwerpen. RSV in neusslijmdruppels overleeft op vaste oppervlakken bij kamertemperatuur ongeveer zes uur. Nauw contact speelt een belangrijke rol. Het virus komt binnen via de neus en het oog, minder via de mond. Een ziek kind is besmettelijk van kort voor tot 1 à 3 weken na het begin van de aandoening.

    Maatregelen om de infectie bij hoogrisicokinderen te vermijden:

    • wegwerpzakdoeken gebruiken
    • reinig regelmatig het speelgoed van kleine kinderen met een reinigingsmiddel
    • was zo veel mogelijk de handen voordat u het uw kind pakt
    • vermijd zo mogelijk contact met andere kinderen (crèches en onthaalmoeders) laat verkouden personen niet in de buurt van uw kind komen
    • vermijd plaatsen waar gerookt wordt en rook zelf niet
    • neem uw kind tijdens het rsv seizoen niet naar dichtbevolkte openbare plaatsen.


  17. Preventie
  18. Er bestaat geen vaccin voor rsv.

    Voor specifieke groepen kinderen met een hoog risico op ernstig beloop is een passieve immunisatie door toediening van antistoffen mogelijk. ontwikkeld hebben, bestaat er een grote groep die in de daaropvolgende maanden en zelfs jaren een zogenaamde hyperactiviteit van de luchtwegen gaat ontwikkelen. Dit zijn kinderen die zeer gemakkelijk, vb en vooral bij contact met luchtwegvirussen gaan piepen of zelfs kortademig worden. Het zijn de kinderen die de hele winter door aërosollen of puffen en waarvan de behandeling zo frustrerend is: de medicijnen hebben vaak niet het gewenste effect en uiteindelijk zal enkel het groeien en ouder worden deze kinderen minder gevoelig maken.

    Dr. A. M. Dieltjens, Kinderarts

Steun ons gratis door je hier te registreren
Vrijwilligers gezocht
Actualiteit
Fotoreportage van Fie Vandevin